​#51 - Albert Camus – De flamboyante Franse filosoof: geniet van de lichamelijke geneugten van het leven!

Albert Camus werd op 7 november 1913 in Algerije geboren en vertrok al op jonge leeftijd naar Frankrijk. Opvallend in zijn leven was dat hij in 1957 de Nobelprijs voor de literatuur kreeg uitgereikt. 

Camus wordt vaak als existentialist beschouwd, aangezien hij het menselijk bestaan maar absurd vond. Het leven heeft geen enkele betekenis of bedoeling: ‘we zijn niets anders dan biologisch materiaal op een zinloos ronddraaiende rots in een hoekje van een onverschillig universum’. Dit heeft volgens hem als gevolg een menselijke gemoedstoestand die de filosoof Durkheim omschreef als: anomie – een toestand die gekenmerkt wordt als lusteloosheid, emotieloosheid en een gevoel van vervreemding en afscheiding met anderen.

Een belangrijk verschil met Sartre (een andere existentialist) was, dat hij vooral aandacht besteedde aan het lichamelijke aspect van welzijn om toch voldoening uit het leven te kunnen halen, terwijl Sartre zich meer op het intellectuele vlak begaf.

Camus vond zichzelf echter de grondlegger van het absurdisme in tegenstelling tot het existentialisme – een filosofie die wel gerelateerd is aan het existentialisme. Volgens het absurdisme zijn mensen fundamenteel irrationeel en is het menselijk lijden het resultaat van vergeefse pogingen door individuen om rede of betekenis in een redeloos en zwijgend universum te vinden - een tegenwerping op de filosofie van Sartre. 

Camus beweerde opmerkelijk dat de enige ware filosofische vraag die van de zelfmoord was: ‘er is maar één werkelijk groot filosofisch probleem, en dat is zelfmoord’. Bepalen of het leven de moeite waard is, dat is volgens hem de fundamentele vraag van de filosofie. Daarmee keerde hij de algemeen aanvaardbare aanname van die tijd rigoureus om: het leven is juist betekenisvol als je gelooft in God (en in de (steun aan de) christelijke kerk). Zijn stelling was dan ook: 'het leven wordt beter geleefd als je weet dat het leven toch geen zin heeft’.

Camus haalt vaak het voorbeeld van de Griekse mythologische figuur Sisyphus aan om zijn beeld van het absurdisme te tonen. Hij werd veroordeeld tot het eeuwig omhoogrollen van een rotsblok tegen een berg, waarna hij daarna de rots weer naar beneden moest zien te rollen. In deze situatie was Sisyphus toch gelukkig. Met dit voorbeeld tracht Camus uiteen te zetten dat we als mens de voortdurend op de loer liggende hulpeloosheid kunnen overwinnen: ‘de mens moet in opstand komen tegen zijn hopeloze omstandigheid, want uit de hoop komt al het menselijke ongeluk voort. Het is daarom beter om niet te hopen’.

Zoals eerder beschreven, zette Camus vol in op de lichamelijke geneugten van het gewone leven. Hij had dan ook nooit minder dan drie vriendinnen tegelijkertijd.

Hij zag zijn filosofie als een heldere uitnodiging om te leven te scheppen midden in de woestijn. Ook was hij groot voorstander van prachtig naakt: ‘Twintig eeuwen lang heeft de mens ernaar gestreefd om de Griekse schaamteloosheid en naïviteit fatsoenlijk te maken, om het lichaam te veroordelen en kleding gecompliceerd te laten zijn’.

‘Ik herinner me…..een prachtig, lang meisje dat de hele middag gedanst had. Ze droeg een slinger van jasmijn over haar strakke blauwe jurk, die nat was van de transpiratie van haar lendenen tot haar benen. Ze lachte terwijl ze danste en boog haar hoofd naar achteren. Toen ze langs de tafels liep, liet ze een mengeling achter van bloemen en lichaamsgeur’

Greetz,

GuidoFox – Evolve your Life!

Spiritual Teacher, Life Coach and Political Influencer 

www.GuidoFox.nl