#58 - Verslag: Hoe Werkt Nederland (2)? Ons Poldermodel - Alexander Rinnooy Kan en Paul Schnabel - De Balie - Amsterdam

Hai GuidoFox hier! Gaaf dat je dit artikel leest!

Vandaag hebben we het gehad over het Nederlandse polder(bestuurs)model.

Wat is precies het poldermodel?

Wat zijn de voordelen van dit model?

En waar komt dit Nederlands model oorspronkelijk vandaan?

De heer Kan merkt op dat het poldermodel ons land bijzonder heeft gemaakt. Het is een aparte wijze van samenwerking, dat vooral zorgt voor goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvrede tussen werkgevers en werknemers.

Het is ook daarom het geval dat er gemiddeld weinig wordt geprotesteerd op straat door werknemers. Dit vredige arbeidsklimaat zorgt volgens hem voor economische welvaart, internationale concurrentiekracht (Nederland nummer 4 van de wereld) en een stuk onderlinge solidariteit.

Een uiting van het poldermodel was het Akkoord van Wassenaar, dat op 24 november 1982 tussen de organisaties van werkgevers en werknemers, die vertegenwoordigd waren in het overlegorgaan de Stichting van de Arbeid, en de regering werd gesloten.

Het Akkoord van Wassenaar behelsde een politiek van loonmatiging tegenover arbeidstijdverkorting en arbeidsplaatsenbehoud, zodat de internationale concurrentiekracht van Nederland zo kon worden versterkt.

De vakbonden gingen daarmee akkoord, aangezien een daling in de internationale concurrentiekracht van Nederland nadelige gevolgen zou hebben voor het Nederlandse werkaanbod. De regering beloofde verder niet meer in te zullen grijpen in de loononderhandelingen.

De Stichting van de Arbeid was een orgaan die bestond uit grote werkgevers- en werknemersorganisaties. Deze was opgericht op 17 mei 1945 en had als grootste taak de opbouw van Nederland na de Tweede Wereldoorlog soepel te laten verlopen. Mensen moesten weer ‘aan den arbeid’ en oude tegenstellingen moesten maar eens voor het goede doel worden opgeheven.

Evert Dongen bedacht het woord ‘poldermodel’, maar dit overlegmechanisme was in Nederland al in werking sinds de vroege Middeleeuwen en had zijn basis in historische toevalligheid.

Wat was er toen aan de hand in Nederland en de rest van Europa?

De feodale vorsten en de grote steden vochten onderling voor de macht. In Duitsland en Italië had dit ertoe geleid dat in Duitsland de feodale vorsten de macht hadden en in Italië de grote steden.

In Nederland was er op een gegeven moment ruimte voor onderhandeling en gesprek tussen de feodale vorsten en de heersers van de steden.

De steden hadden militaire bescherming nodig voor invallen van buitenaf en de feodale vorsten konden deze bescherming voor hun regelen. De vorsten hadden echter geld nodig om te kunnen overleven en de steden – die rijk waren – konden dit aan hun geven. Een onderhandelingsmogelijkheid werd dus geboden. Ze werden bondgenoten en ze hadden dus een gezamenlijk perspectief.

Het poldermodel heeft dus een lange voorgeschiedenis, waardoor volgens de heer Kan het zeer onwaarschijnlijk is dat het poldermodel op ten duur verdwijnt.

Een belangrijk adviesorgaan binnen het poldermodel is de SER – De Sociaaleconomische Raad. Deze raad is ontstaan in 1950 en hierin worden de belangrijkste adviezen voor het regeringsbeleid geschreven.

Het is een belangrijk orgaan, aangezien de adviezen veelal worden opgevolgd. Dit heeft te maken met het feit dat zowel werkgeversorganisaties (VNO-NCW, MKB Nederland, enz.) en werknemersorganisaties (FNV, CNV, enz.) en kroonleden (veelal hoogleraren) in deze raad zijn vertegenwoordigd.

Dit betekent dat de SER – met al zijn achterbannen – politiek draagvlak kan aanleveren aan de politiek. En de politiek heeft draagvlak nodig voor hun besluitvorming. De adviezen worden door dit onderhandelings(draagvlak)mechanisme veelal door de politiek dus overgenomen.

Een ander belangrijk aspect van dit adviesorgaan is volgens de heer Schnabel dat de coalitieregering relatief op deze wijze wordt gedepolitiseerd. Dit houdt in dat de verstandshoudingen binnen de coalitie door het overnemen van deze feitelijke adviezen worden verstevigd en de ideologische verschillen daarmee naar de achtergrond verdwijnen. Dit stimuleert de politieke consensus binnen de coalitie en daarmee het draagvlak en de efficiëntie van de politieke besluitvorming.

De politiek is niet geneigd om selectief ‘te shoppen’ in de adviezen van de SER, aangezien daarmee het langer termijn vertrouwen tussen de politiek en de SER wordt beschadigd. De adviezen worden dus op basis van deze afspraken van fatsoen vaak één op één overgenomen.

Een heel belangrijk onderhandelingsmechanisme in het poldermodel is het onderhandelen / uitruilen tussen partijen in de tijd. Dit is enkel mogelijk als het poldermodel standvastig continueert.

In het poldermodel heerst er een doctrine dat partijen langdurig ‘met elkaar door moeten’. Dit betekent dat partijen hun ideeën op langer termijn kunnen verzilveren als ze nu de wederpartij iets toegeven. Dit kunnen partijen enkel alleen doen op het moment dat ze elkaar ‘later weer kunnen tegenkomen’. Dit is een groot voordeel van het poldermodel, aangezien zo politieke en maatschappelijke consensus is te verkrijgen voor de langer termijn.

Het poldermodel zorgt dus niet alleen voor een bepaalde internationale concurrentiekracht, arbeidsvrede en onderlinge solidariteit, maar ook is er meer aandacht gekomen voor:

- het welzijn van werknemers binnen organisaties (dus niet alleen aandeelhouders, maar ook ander stakeholders)

- collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) (80% van de werknemers)

- Medezeggenschapsraden (harmonie binnen organisaties)

Volgens de heer Kan en Schnabel wordt het poldermodel overal ter wereld bewonderd en was Nederland het voorbeeldland daarin voor Clinton, Blair en Schröder. Het poldermodel wordt echter niet zozeer in Nederland bewonderd.

Soms zijn we blind geworden door de vanzelfsprekendheid van mooie dingen.

Greetz,

GuidoFox – Evolve your Life!

Spiritual Teacher, Life Coach and Political Influencer

www.GuidoFox.nl